Vergoede zorg dyslexie
Rondom de vergoede zorg voor dyslexie zijn ingewikkelde regelingen. Dat heeft twee oorzaken: Aan de ene kant speelt dyslexie zich grotendeels af in het onderwijs, maar aan de andere kant wordt dyslexie gezien als stoornis met een neurobiologische achtergrond. In de jarenlange strijd voor aandacht voor dyslexie en de gevolgen die dit heeft op de ontwikkeling van een leerling en het toekomstperspectief hebben de regering en de Commissie Zorgverzekeraars gekozen voor de aanpak van Prof. Blomert. Door onderzoek is gebleken dat dyslexie ook een neurobiologische achtergrond heeft. In de basis is dit dus een medische benadering. Hieruit is een regeling ontstaan waarbij de behandeling van dyslexie vergoed kan worden door de zorgverzekeraar.
Omdat de groep te groot is, is voor de vergoede zorg gekozen voor de groep meest ernstige dyslexie. Deze groep maakt ondanks veel en intensieve begeleiding, moeizame voortuitgang.
1. De vergoede dyslexiezorg is zorg in verband met ernstige dyslexie aan kinderen van 7 jaar of ouder die basisonderwijs volgen bij de start van het traject onderzoek en behandeling.
2. Deze zorg wordt niet vergoed op of na het bereiken van de dertienjarige leeftijd.
Enkele cijfers:
- In 2011 is het budget met 20 miljoen overschreden. Voor 2012 werd het dubbele verwacht. Vanwege de vrijheid die verzekeraars hebben, nemen zij verschillende maatregelen. Zo vergoedt de ene verzekeraar nog maar 75% van het tarief, de andere verzekeraar beperkt het aantal contracten met behandelaars waardoor wachtlijsten ontstaan, een andere verzekeraar vermindert het aantal behandelingen met een derde! Vraag dus na bij uw zorgverzekeraar!!!
- In de Richtlijn comorbiditeit van het Nationaal Referentiecentrum Dyslexie (NRD) en het Kwaliteitsinstituut Dyslexie (KD), die per oktober 2012 als bijlage is opgenomen bij het Protocol Dyslexie Diagnostiek & Behandeling, staat dat een kind dat een bijkomende stoornis heeft in aanmerking kan komen voor vergoeding als de andere stoornis niet (meer) belemmerend is voor dyslexieonderzoek. Dit beoordeelt de dyslexieonderzoeker. Met bijkomende stoornis wordt bedoeld een erkende stoornis, vastgesteld door een door de beroepsgroep (NIP en NVO) erkende diagnosticus / deskundige.
Als de comorbide stoornis wel belemmerend is voor dyslexieonderzoek en/of -behandeling dan komt het kind in eerste instantie niet in aanmerking voor vergoeding en wordt geadviseerd eerst de comorbide stoornis te laten behandelen. Het is de dyslexiespecialist die beoordeelt of de bijkomende stoornis belemmerend is voor dyslexieonderzoek en-behandeling, niet de behandelend arts van de bijkomende stoornis. - Er zijn ongeveer 20.000 kinderen met lees- en spellingproblemen.
Daarvan komen er 12.000 per jaar voor diagnostiek van dyslexie in aanmerking. Van deze 12.000 kinderen hebben er 7200 ernstige, enkelvoudige dyslexie, en zouden dus binnen de vergoedingsregeling moeten vallen.
Geschat wordt dat ongeveer de helft van deze 7200 kinderen geen beroep doet op de vergoedingsregeling. Bijvoorbeeld omdat een school niet de vereiste gegevens kan leveren voor het leerlingdossier, of omdat een behandeling veel vraagt van kinderen en hun ouders. Er zijn dus 3600 kinderen die binnen de vergoedingsregeling vallen.
Januari 2015!
Per 1 januari verandert er veel in de jeugdzorg en de dyslexiezorg. Deze gaat dan onder de verantwoordelijkheid van de gemeenten vallen. De gemeenten krijgen vanaf 1 januari 2015 de plicht om dyslexiezorg in te kopen. De nieuwe Jeugdwet betekent dus zowel voor ouders, scholen en voor de dyslexiezorginstelling een hele verandering. De voorbereiding hierop is in volle gang.
In de nieuwe Jeugdwet is een onderscheid gemaakt tussen lopende en nieuwe dyslexiezorgtrajecten. Gemeenten moeten allereerst zorgen voor continuïteit van dyslexiezorg. Hierbij is in het overgangsrecht vastgelegd dat bestaande cliënten hun recht op deze zorg blijven houden, onder de bestaande voorwaarden. Het enige verschil is dat de gemeente vanaf 1 januari 2015 verantwoordelijk is en niet meer de zorgverzekeraar.
De gemeenten zijn na 1 januari 2015 verantwoordelijk voor het inkopen en organiseren van een passend en dekkend dyslexiezorgaanbod voor nieuwe cliënten. De regeling kan dus per gemeente wisselen!
Wat is dyslexie?
Dyslectie is een leesprobleem. Een leesprobleem hoeft geen dyslectie te zijn.
Dyslexie betekent letterlijk: niet kunnen lezen. De term komt uit het Grieks. Dys = niet goed functioneren, beperkt, en lexis = taal of woorden. Iemand met dyslexie heeft een gemiddelde tot goede intelligentie, maar het lezen en spellen gaan veel te moeizaam. Van dyslexie kun je pas spreken wanneer er geen andere oorzaken zijn die de leerproblemen kunnen verklaren. Dyslexie kan zowel op lezen als op spelling voorkomen of als combinatie van beiden.
Dyslexie kan alleen worden vastgesteld door middel van diagnostisch onderzoek. Een onderdeel van dit onderzoek is de onderkennende diagnose. Dyslexie is namelijk een hardnekkig probleem. Een hardnekkig probleem dat twee kenmerken heeft:
1. Achterstand: het vaardigheidsniveau van lezen op woordniveau en/of spelling ligt significant onder hetgeen wat van het individu, gegeven diens leeftijd en omstandigheden, gevraagd wordt.
2. Didactische resistentie: het probleem in het aanleren en toepassen van het lezen en/of spellen op woordniveau blijft bestaan ook wanneer voorzien wordt in adequate remediërende instructie en oefening.
Deze hardnekkigheid kan wel of niet worden aangetoond door het volgen van remedial teaching. Als het niet lukt (of niet gelukt is), om door middel van extra ondersteuning in de vorm van Remedial Teaching voor technisch lezen en/of spelling gedurende minimaal 20 weken de significante achterstand weg te werken, spreken we van didactische resistentie: het probleem met lezen en/of spelling is dan dermate hardnekkig, dat extra ondersteuning niet leidt tot een normaal te verwachten vooruitgang.
Dyslexie kan alleen worden vastgesteld als uitgesloten kan worden dat het kind slecht onderwijs heeft gehad. Enkele cijfers:
- 25% van de kinderen leert onvoldoende vlot en foutloos lezen op de basisschool.
- Hiervan is 10% functioneel analfabeet.
- De schattingen over het percentage dyslectici lopen uiteen. Alle kinderen kunnen leren lezen, maar een deel van de kinderen leert onvoldoende lezen door andere factoren dan dyslexie. Je kunt dan spreken van een kwaliteitsprobleem. De kwaliteit van de instructie is het allerbelangrijkst om goed te leren lezen. De diagnose dyslexie wordt soms ten onrechte gesteld en in feite is er sprake van didactische verwaarlozing. De oorzaak hiervan is dat scholen, leerkrachten en ouders de problemen vaak in het kind zoeken en daarbij onvoldoende oog hebben voor hun eigen rol. Dit is helaas ondertussen ook gebleken uit diverse rapporten.
- Uit onderzoek is ook gebleken dat slechts ongeveer 4% factoren zijn die in het kind zelf zitten. De andere 96% moet eerlijk verdeeld worden over school en thuis!!! Ook als ouder ben je dus een belangrijke factor bij de leesontwikkeling van je kind.
Wel of niet dyslectisch 1% tot 3% of 4% tot en met 10%
Momenteel is er veel verwarring in Nederland wat betreft de diagnose dyslexie. Aan de ene kant wordt gesproken over een groep dyslecten van 3 %, aan de andere kant een groep van 10 of 16%. Belangrijk is om onderscheid te maken tussen het stellen van de diagnose dyslexie en de indicatiestelling in het kader van de vergoedingsregeling binnen de gezondheidszorg. Omdat dit een aparte groep is zijn hiervoor verscherpte eisen. Dat is de groep van 3 %.
Maar voldoe je niet aan deze normen en val je wel binnen de andere normering dan ben je dus WEL DYSLECTISCH en heb je dus WEL begeleiding nodig. Juist dan heb je begeleiding nodig om te voorkomen dat je nog meer problemen krijgt en om op tijd te werken aan hoe je met je dyslexie omgaat.